Home | Wegwijzer | Verhalen

Kaping van de Tjikampek

Zoals verteld door Henk Krijnen aan zijn kleinkinderen

photogallery/KJCPL/Tjikampek/Tjikampek1
Het was 27 maart 1952 toen om ongeveer 10.00 uur een politieboot langzij de “Tjikampek” kwam en hierna volgend avontuur begon:

Op 25 maart 1952 te 10 uur arriveerde het ss “Tjikampek” op de rede van Hongkong en ging aldaar ten anker om te laden en te lossen. Allerlei sampans kwamen langszij, ook de gebruikelijke met de “sausie-sausies“.
Een sausie-sausie is een vrouwtje, die zich aanbiedt om je te sokken te stoppen en je kleren te herstellen, zoals knopen aanzetten en scheuren netjes dicht te maken enz. Elke keer als we in Hongkong kwamen en dat was gemiddels 1 x per maand , kwam dezelfde sausie naar je toe, om de sleutel te vragen van je hut. Ze onderzocht dan je barang en herstelde wat gedurende de reis stuk was gegaan, al zittende op de vloer van je hut. Als alles klaar was en weer netjes opgeborgen, kwam ze de sleutel terug brengen en kreeg je een briefje met wat ze gedaan had. Helaas kon je dat briefje nooit lezen, gezien het bestond uit Chinese karakters en dat had je op school natuurlijk nooit geleerd. Maar geen probleem, als je niet genoeg Hongkong dollars gaf, werd het je wel verteld.

photogallery/KJCPL/Tjikampek/Tjikampek_foto_1 photogallery/KJCPL/Tjikampek/Tjikampek_foto_2

Enfin, het lossen en laden ging in rap tempo door en op 27 maart 1952, enkele uren voor vertrek, kwam een politieboot langzij. De baas ging naar de kapitien en vertelde hem dat het gerucht ging, dat we communistische infiltranten met bestemming Indonesie aan boord hadden en dat ze graag het schip wilden doorzoeken teneinde die lieden in te rekenen.
Ik kreeg order van de kapitien om de politie te begeleiden en daar gingen we op zoek. Naar mijn mening zijn we overal geweest. Alle hutten bekeken, in de machinekamer gezocht, in de storerooms, ja zelfs de laadruimen doorzocht, maar niets konden we vinden, zelfs geen spoortje wat leek op vreemde lui. Achteraf maar goed ook, want later bleek dat ze zwaar bewapend waren.

TToen de loods aan boord kwam voor vertrek, zo ongeveer 13.00 uur, zijn de politiemensen onverrichter zaken weer van boord gegaan, ze wensten ons "good luck" en een goede reis.
We vertrokken uit Honkong om 13.30 en voeren al rap in de Zuid Chinese zee op weg naar Tanjung Priok op Java. Ik was toen 4e stuurman en had de wacht van 20.00 tot 24.00 uur. De wacht verliep normaal en om 24.00 uur toen Proper, de 3e stuurman, me kwam aflossen, ging ik als gebruikelijk naar het schavotje om de kompaskoersen te vergelijken met het standaardkompas. Het schavotje is gesitueerd boven op het dak van het stuurhuis en je kan er komen door een stijl laddertje op te klimmen.

IIk ging dus het laddertje op en stak m’n hoofd boven het stuurhuis uit en schrok me een hoedje, want op het schavotje zaten 2 Chinezen, die er beslist niet hoorden te zitten. Als een haas daalde ik het laddertje af en vertelde aan de 3e stuurman , dat er 2 Chinezen zaten die zeker niet tot de bemanning behoorden. Hij zei, "joh, we roepen ouwe Brom erbij, het gerucht is zeker toch waar en die infiltranten zijn aan boord!!!"
Ik ben toen naar beneden gegaan om de kapitein te waarschuwen. Ik trof de kapitein in z’n hut en hij zou juist naar kooi gaan, want hij zat in zijn onderbroek op de hoek van zijn bureau een sinaasappeltje te schillen. Ik zei: “Kapitien, ik denk dat die infiltranten toch aan boord zijn, want er zitten 2 vreemde Chinezen op het schavotje.”

“Nou,” zei hij, “dan moeten we maar eens gaan kijken” en hij pakte uit zijn brandkast een pistool. “Ga jij maar voorop,” zei hij, “want ik ben niet bang!! “ En wij op naar de brug en toen naar het schavotje. Ze stonden ons al op te wachten met van die automatische geweren in hun hand.

We konden natuurlijk maar één voor één het laddertje op en ik was de eerste die boven was. Ik had niets in te brengen natuurlijk en stond al gauw met mijn handjes boven mijn hoofd. Toen kwam kapitein Brommersma ( we noemden hem altijd “ouwe Brom”, als hij het niet hoorde) en die kon niets anders doen dan zijn pistool afgeven en netjes naast mij gaan staan met zijn handen op dezelfde plaats. Daarna kwam Propsan (Proper) met zijn hoofd boven het dek en die dook meteen weer naar beneden, maar ook hij kwam niet ver, want er kwamen 3 Chinezen met die barre wapens naar de brug gestormd en toen was de brug meteen van de infiltranten.

Wij hadden niets meer in te brengen dan lege briefjes en er kwamen nog meer van die kerels aan. Het eerste wat ze deden, was de marconist een bezoek brengen. Hij schrok behoorlijk, want hij lag in zijn kooi en moest daar blijven. Hij mocht de radiohut niet meer in. Ondertussen gingen wij in optocht naar de hut van ouwe Brom. De 3e stuurman moest met een gewapende wacht op de brug blijven en gewoon de navigatie en zijn wacht doen. In de hut van de kapitein zei de hoofdman van de Chinezen, dat ze ons schip gebruikten om ongezien in Indonesië te komen. We moesten verder varen, maar we werden voortdurend bewaakt en gecontroleerd. Op 1 april moesten we zo dicht mogelijk bij middernacht op de rede van Tanjung Priok ten anker gaan. Als dat alles zo gebeurde, zou ons niet overkomen.

photogallery/KJCPL/Tjikampek/Tjikampek_foto_3  photogallery/KJCPL/Tjikampek/Tjikampek_foto_4

Nou, het is ongeveer 5 dagen varen naar Tanjung Priok, als het weer goed bleef, dus voorlopig zaten we met die kerels opgescheept. Wat zeg ik? Nee we werden door die kerels zwaar bewaakt. In elke gang van de hutten, in de kombuis en in de machiekamer liep zo’n vent met zo’n prachtig geweer. Als we zaten te eten, in de messroom, keek je naar zo’n geweer. In de kaartenkamer was zo’n kerel. Zelfs als je onder de douche ging of naar de wc, werd je bekeken. De zon en sterbestekken werden gecontroleerd, en het middagbestek moest elke dag naar het kantoor in Hongkong worden gestuurd. Dat ging gewoon door, maar we mochten geen argwaan wekken. De marconist moest de frequentie instellen, het formulier invullen en de radioman van de infiltranten seinde het bericht dan over. Als de kapitein een telegram moest versturen, dan was dat hetzelfde recept.

En zo voeren we op Indië aan. Op den duur begon je die kerels te leren kennen, je vroeg hun namen en je zei ze gedag en tensotte maakte je nog een praatje ook. Die kerels sliepen bij de Chinese bemanning op het hoofddek en ze hadden daar de grootste lol. Speelden majong tot in de kleine uurtjes met elkaar en dat hoorde je door de hele accommodatie. We hadden op den duur het idee, dat de Chinese bemanning gewoon bevriend met die lui was. Aan gekomen op de ankerplaats in Priok bleek dat dat ook zo was. Ik denk dat ze voor die reis aardig betaald zijn geworden, Chinezen kennende.

MMaar op de 1e april 1952 werd te 01:00 ten anker gegaan op de rede van Priok en tot onze grote verbazing kwamer er 3 motorprauwen uit de duisternis op ons aanvaren en werden langszij het schip gemeerd bij luik 2. Luik 2 werd toen open gemaakt en met de laadbomem werden diverse kisten in de prauwen geladen, waarna alle mannen met hun wapens in de prauwen klommen. Het bleek dat ze zich in Hongkong hadden verscholen onder hun eigen kisten, Ze hadden gewoon een ruimte tussen en onder de kisten in gebouwd, geen wonder dat we ze niet konden vinden. Maar enfin, de hoofdman sprak ons toe en bedankte voor de “gastvrijheid” en gaf het pistool terug aan kapitein Brom, met de woorden dat dat hij blij was, dat er geen munitie was verspild deze reis.

De prauwen vertrokken en het schip was weer voor ons. Iedereen van de Hollandse officieren was blij en dankbaar dat het avontuur was afgelopen en dat het zo goed was afgelopen voor allemaal. De Chinese bootsman en zijn mannen maakten ruim 2 weer dicht en wij gingen naar de hut van ouwe Brom om een borreltje te drinken op de goede afloop. Veel zin om naar kooi te gaan hadden we niet en het hele gebeuren hebben we die nacht nog eens besproken en we kwamen tot de conclusie, dat we toch wel best angstig waren geweest, want je wist nooit hoe de stemming van die infiltranten was en of die kon veranderen.

OOm een uur of zes kwam een marineboot langszij en de commandant kwam aan boord met de mededeling , dat hij orders had het schip te doorzoeken. Hem werd verteld dat hij een aantal uren te laat was, want de prauwen met de infiltranten en lading waren al lang weg. Waarheen was ons niet bekend. De commandant zei dat hij zou gaan patrouilleren en zoeken. We hebben nooit gehoord of hij ze heeft gevonden, maar ik denk het wel niet. In de loop van de dag zijn we anker op gegaan en kwam de loods aan boord om ons de haven in te brengen. Ik zelf heb als adjudant van kapitein Brommersma nog een hele klus gehad om de scheepsverklaring uit te tikken, maar ook dat hoorde erbij.

De volgende dag kwam de Chinese bootsman naar boven om ons uit te nodigen om ’s avonds aan de wal op kosten van de Chinese bemanning een diner te genieten. Dit om de goede afloop te vieren en de opgelopen spanningen te laten wegvloeien. Uiteraard hebben wij die uitnodiging aangenomen en onder leiding van ouwe Brom zijn we een Indies restaurant binnen gewandeld en hebben werkelijk zitten te genieten van het natje en het droogje, dat ons werd aangeboden, want er was geen nee te koop. En zo kwam er werkelijk met veel plezier en pret een einde aan deze kaapreis, waar een ieder die het heeft meegemaakt nog altijd aan moet denken.

photogallery/KJCPL/Tjikampek/Tjikampek_foto_5
Henk Krijnen